Winschoten (NL)

Fahne Deutschland

Winschoten ist eine ehemalige Gemeinde in der Provinz Groningen in den Niederlanden, die seit 1. Januar 2010 den Sitz der neuen Gemeinde Oldambt bildet. Winschoten hat 18.160 Einwohner (Stand: 2013) und eine Fläche von ca. 22 km². Der Ort ist bekannt als Mühlen- und Rosenstadt. Winschoten liegt etwa 20 km östlich der Stadt Groningen, an der Autobahn A7 (E22) nach Leer (Ostfriesland) und Oldenburg. Die ehemalige Gemeinde hat einen Bahnhof an der Bahnstrecke Leer–Groningen. Es gibt von hier auch gute Straßen nach Veendam und Stadskanaal. Östlich von Winschoten liegt die ehemalige Gemeinde Reiderland mit dem Kurort Bad Neuschanz. Winschoten ist nicht nur das Versorgungs- und Verwaltungszentrum der Gemeinde Oldambt, sondern auch ein Zentrum der Karton- und Verpackungsindustrie. Der Philips-Konzern hat eine Glasfabrik in der Stadt. Außerdem gibt es eine kleine Schiffswerft und einige kleine Fabriken von Maschinenteilen. In der Umgebung werden Rosensträucher gezüchtet.

Winschoten entwickelte sich im 13. Jahrhundert als Siedlung an der Handelsstraße von Groningen nach Münster (Westfalen), die hier einen Bach kreuzte und wo es Herbergen gab. Bereits vor dem Jahr 1600 wurde es, obwohl es erst 1825 das Stadtrecht erhielt, zu den Städten gerechnet. Im Achtzigjährigen Krieg war es eine Festung. Aber erst mit der Herrschaft Napoleons gewann Winschoten an Bedeutung: 1803 und 1811 erhielt es Gerichte. Die Stadt wurde im 19. Jahrhundert industrialisiert (Eisenbahnanschluss 1868), was nicht nur zu Wohlstand führte, sondern auch zu sozialen Unruhen, da die Gegensätze zwischen arm und reich sehr deutlich waren. In der Stadt stehen mehrere Villen, die sich reiche Bauern aus der Umgebung zwischen 1850 und 1910 bauen ließen. Seit 1832 existiert in der Stadt ein humanistisches Gymnasium.

Bereits 1835 gab es ein Aufruhr gegen eine Erhöhung der Grundsteuer. Später wurde Winschoten, wie auch die umliegenden Orte, zu einer Hochburg des Sozialismus, später sogar des Kommunismus in den Niederlanden. Noch im Jahr 1973 kam Winschoten landesweit in die Schlagzeilen, weil es erstmals einen Streik von Frauen gab, die von ihrem Arbeitgeber, der Optilon- Reißverschlussfabrik, gleichen Lohn wie die Männer für gleiche Arbeit forderten. Der Streik selber hatte keinen Erfolg, aber war ein wichtiger Ansatz für die Entwicklung der Dolle Mina - Frauenbewegung in den Niederlanden.

Bis zum Zweiten Weltkrieg lebte in Winschoten die größte jüdische Gemeinschaft der Niederlande nach Amsterdam. Im Zweiten Weltkrieg wurden die 500 Juden der Stadt fast alle über das Durchgangslager Westerbork nach Auschwitz und anderen Vernichtungslagern verschleppt. Seitdem gibt es nur noch einige Juden.

Nördlich von Winschoten, befindet sich das Gebiet der Blauwestad (Blaue Stadt), eines der spektakulärsten Landschaftsprojekte seit der Trockenlegung des IJsselmeerpolders: ein neuer See, kanaldurchzogene neue Wohngebiete mit reichlich Ufergrundstücken und ein ausgestrecktes Naturgebiet. Das Herz des Projektes bildet der künstliche Sees mit einer Größe von über 200 Hektar.

 

Fahne Niederlande

Winschoten

Winschoten is een plaats en voormalige gemeente in de provincie Groningen in Nederland. Omdat het in 1825 min of meer symbolisch stadsrechten verkreeg, wordt het vaak een stad genoemd. Winschoten vervult een centrumfunctie binnen de gemeente Oldambt en had in 2013 in totaal 18.160 inwoners (Bron CBS).

 

De plaats heeft als bijnaam de Molenstad. De plaats wordt ook wel Sodom genoemd, de inwoners dientengevolge Sodommers, maar ook wel gekscherend Tellerlikkers. De bijnaam Sodom is afkomstig uit de Joodse gemeenschap die voor de Tweede Wereldoorlog in Winschoten woonde, men vond dat de overige bevolking er maar losse zeden met betrekking tot seksualiteit en gokken op nahield.

 

In het wapen van Winschoten staat de H.Vitus afgebeeld. In de Middeleeuwen ressorteerde Winschoten en omgeving onder de abdij van Corvey. In deze abdij worden de relieken van deze Siciliaanse heilige bewaard. In de vierde eeuw na Chr. werd hij vanwege zijn geloof vermoord. In Winschoten herinnert veel aan deze heilige, onder andere de St. Vitusstraat, de buurtschap 'Sint Vitusholt', de scoutinggroep St. Vitus, R.K. Basisschool St. Vitus, Kegel Vereniging HKC St. Vitus en de R.K.Parochiekerk van de H.Vitus.

De oorsprong van de naam Winschoten is omstreden. Volgens de kroniek van Mariëngaarde werd het klooster van Heiligerlee in 1231 gesticht in het dorp Asterle, dat gelegen was tussen Westerlee en Winsewida. Met Winsewida wordt kennelijk Winschoten bedoeld, waardoor deze plaats samen met Onstwedde, Vlagtwedde, Ulsda en Bunde tot de oudste plaatsen in de omgeving kan worden gerekend. Al deze plaatsen hebben namelijk de uitgang -widu ('bos, hout') in hun naam. Dit in tegenstelling tot de jongere veenontginningsdorpen met de uitgang -wolde. Het voorvoegsel Win(s)e- is vermoedelijk ontleend aan een persoonsnaam. Wobbe de Vries veronderstelt echter dat het hier om het Kloosterholt gaat.[2] De naam Windtschote(n) wordt voor het eerst gebruikt in 1391, in latere teksten staat Wynschote(n), Wynschotten, Wynschoeten of Winschote(n). De Vries denkt daarbij aan een persoonsnaam met het achtervoegsel -kote. De naam *Windeskote zou dan 'de kleine hoeve of het kot van Windo' betekenen. Gildemachter wijst echter op het achtervoegsel -schote, Oudfries -skat, dat 'zandopduiking, hoger liggend land' betekent.[3]. Mogelijk betreft het de Oudfriese persoonsnaam Wine met het meervoudssuffix -ingi, waaruit via de tussenvorm Winen(d)se- de namen Winsewida en Win(dt)schoten zijn ontstaan.[4] Deze persoonsnaam komt ook voor in de plaatsnamen Wymeer, Wynham (bij Ditzumerverlaat) en Wynedaham (verdronken in de Dollard). Winsewida of Winschoten betekent dan: 'het bos' of 'de zandopduiking van de mannen van Wine'.

De oorsprong van Winschoten ligt misschien op het hoogste punt van De Garst, een oude keileemrug. Op grond van het onregelmatige verkavelingspatroon kan worden vermoed dat hier al vóór de 11e of 12e eeuw een nederzetting is ontstaan. De bakstenen Sint-Vituskerk aan het Marktplein dateert uit het laatst van de 13e eeuw (rond 1275), maar had mogelijk al een oudere voorganger. Volgens een document uit 1474 berustte de voogdij over de kerk van Winschoten bij de abt van de abdij van Corvey aan de Weser, waar de relieken van Sint Vitus werden bewaard. Aangezien dit klooster eerder betrokken was bij de kerstening van Westerwolde en het Emsland, mag worden aangenomen dat Winschoten oorspronkelijk nauwe banden had met Westerwolde en dat de eerste bewoners wellicht uit dit gebied kwamen. De dorpskern was niet ver verwijderd van het riviertje de Rensel, dat bij Westerlee in het hoogveen ontsprong en in de omgeving van Winschoterzijl in de Pekel A uitmondde. Het gebied rond de kerk stond in de 16e eeuw bekend als het Ronde Loegh. De Langestraat of Wittevrouwenstraat verbond de dorpskern met het klooster van Heiligerlee. Een omgracht perceel aan de Vissersdijk, eigendom van de kerk, markeerde misschien de plek van een middeleeuws steenhuis waar de voogd van Winschoten resideerde.

In de 11e of 12e eeuw ontstonden tevens twee randveenontginningsdorpen, die in een boog om de dorpskern heen lagen: Bovenburen en Sint-Vitusholt of Zuiderveen. Sint-Vitusholt had aanvankelijk een eigen kerk, die volgens rijksbouwmeester Cornelis Peters (die van 1905 tot 1907 betrokken was bij de restauratie van de Marktpleinkerk) 'waarschijnlijk eene kleine vroegromaanse kerk' was.[5] Volgens de Stichting Oude Groninger Kerken werd dit gebouw echter net als de Marktpleinkerk pas rond 1275 gebouwd. In 1543 werd deze 'olde karck' (net als de kerk van Oostwold) afgebroken. Volgens de stichting Oude Groninger Kerken werd de kerk overigens slechts deels gesloopt en werd de steen gebruikt bij de verbouwing van de Marktpleinkerk.[6] Deze kleine kerk staat als kerk met westtoren vermoedelijk op de kaart van Jacob van Deventer uit 1545, die de kerk dus waarschijnlijk enkele jaren daarvoor heeft getekend.[7] Bovenburen en Winschoteroosteinde vielen onder de parochie van het Marktplein. Vanuit het Zuiderveen werd ook de ontginning van het hoogveen bij Oude Pekela ter hand genomen; al in 1514 kocht de stad Emden turf in het Oldambt.

Winschoten behoorde tot het middeleeuwse landschap Reiderland, maar viel samen met Westerlee, Heiligerlee, Beerta, Ulsda, Blijham en Bellingwolde onder het bisdom Osnabrück, waartoe ook Westerwolde werd gerekend. Dit in tegenstelling tot de rest van Reiderland, dat onder het bisdom Münster viel. Winschoten was tevens de hoofdplaats van een afzonderlijk rechtsdistrict in het Reiderland, dat ook wel Ulsder Vijfdedeel werd genoemd. Vanwege de enorme afstanden liet de abt van abdij van Corvey de rechten die hij in Winschoten en Westerwolde bezat vanaf de 14e eeuw waarnemen door de hoofdelingenfamilie Addinga te Wedde, wier voorouders uit het Reiderland afkomstig waren. In 1474 wist deze familie te bewijzen dat zij de rechten op de voghedije to Wynschot als des Stifts Corvey olde erve al meer honderd jaar in handen hadden.[8] De Addinga's maakten echter misbruik van hun positie en raakten in conflict met de lokale bevolking.

In de periode van partijstrijd tussen Schieringers en Vetkopers wist de stad Groningen in 1435 behalve het Oldambt ook een deel van het Reiderland rond Winschoten aan zich te binden. In 1475 werd Egge Addinga door zijn onderdanen gelyncht; drie jaar later verjoegen de Groningers zijn zoon Haye uit Westerwolde, Bellingwolde en Blijham. Bij Winschoterhogebrug verrees de Pekelborg, waarin een stadsbestuurder of kastelein met enkele soldaten zijn intrek nam. De Addinga's kozen eieren voor hun geld; ze verpandden hun Corvey'se leengoederen in 1486 aan de stad. Toen het gewest in handen kwam van hun verwante Edzard I van Oost-Friesland, zagen zij hun kans schoon. In 1506 namen ze hun bezittingen weer in ontvangst, maar vermoedelijk niet voor lang. Het Oldambt, waartoe Winschoten voortaan werd gerekend, kwam in handen van Karel van Gelre, die in 1529 de Addinga's liet verjagen en Westerwolde overdroeg aan zijn stadhouder Berend van Hackfort. Karel V gaf op zijn beurt in 1536 Westerwolde in leen aan zijn stadhouder Georg Schenck van Toutenburg. Winschoten bleef - net als de rest van het Oldambt - onder het gezag van de stad Groningen, waarvoor de inwoners zich erkentelijk toonden door het stadsbestuur in oktober 1536 een wild zwijn te schenken.[9] De Addinga's slaagden er niet meer in hun rechten op de kerk van Winschoten terug te krijgen.

Winschoten maakte na de slag bij Heiligerlee (1568) tot aan 1580 weinig bijzonderheden mee. In 1580 ging de stadhouder van Groningen, Rennenberg, over tot de Spaanse zijde en tot aan 1594 vonden herhaaldelijk schermutselingen plaats in en rondom Winschoten. In 1593 werd de plaats door graaf Willem Lodewijk van Nassau op de Spanjaarden veroverd, maar werd in hetzelfde jaar heroverd door Spaanse troepen onder graaf Frederik van den Berg. Bij die gelegenheid werd de kerk te Winschoten tegen de Spanjaarden verdedigd door een sergeant Johan Moda. In 1594 viel de gehele provincie in handen van Staatse troepen. In 1624 werd Winschoten nogmaals door Spaanse troepen veroverd en verbrand.

Winschoten werd in het rampjaar 1672 door de troepen van Bernhard van Galen, de bisschop van Münster, veroverd zonder tegenstand. Later in dat jaar werd een veldslag geleverd doordat Groningse troepen Winschoten heroverden. De Groningse troepen onder kolonel Jorman wonnen de slag, veroverden de schans in Winschoterzijl en ook de Wedderborg. De Groningers waren nog niet van de Munsterse troepen af: in maart 1674 werden Winschoten en omringende plaatsen nogmaals geplunderd. Economisch stelde Winschoten in de zeventiende eeuw nog niet zoveel voor. Met het doortrekken van het Schuitendiep (Winschoterdiep) in 1653 werd Winschoten al enigszins ontsloten. De Rensel werd gekanaliseerd en er werden betere wegen aangelegd. Pas in de achttiende eeuw begon de bloei en welvaart wat toe te nemen, om een voorlopig hoogtepunt te bereiken in de negentiende eeuw, nadat de stad in 1825 stadsrechten werden verleend door koning Willem I. De stad groeide vanaf die tijd uit tot een van de centra van Oost-Groningen.

Winschoten werd in de negentiende en het begin van de twintigste eeuw een echte handelsstad, mede door de aanwezigheid van vele Joden. Ook speelde de aanleg van een spoorweg naar Groningen in 1867 een grote rol. De geschiedenis van Winschoten kent een zeer zwarte bladzijde door het afvoeren van de Joden in de Tweede Wereldoorlog, die nagenoeg alle werden vermoord in concentratiekampen. Winschoten werd in 1945 bevrijd door Belgische SAS, Canadese en Poolse troepen.

Op 12 mei 2004 is een start gemaakt met het project Blauwestad, dat de (inmiddels gefuseerde) gemeenten Winschoten, Scheemda en Reiderland verbindt. Het nieuw aangelegde meer waaraan Blauwestad ligt wordt het Oldambtmeer genoemd. Aandachtstrekker voor Blauwe Stad was "De Rups", die diende als informatiepunt voor geïnteresseerden en die vanaf de autosnelweg A7 was te zien. de rode rups is eind 2013 gesloopt.

Al rond 1815 wordt in Winschoten jaarlijks de Allerheiligenmarkt georganiseerd.[10] Deze Winschoter jaarmarkt, in de volksmond 'Adrillen' genoemd (het Groninger woord voor Allerheiligen), vindt elke eerste maandag van november plaats in het centrum van de stad. Op de tweede maandag van deze maand wordt de jaarmarkt, onder de naam 'Lutje Adrillen', nog eens in het klein over gedaan. De markt trekt jaarlijks tachtig- tot honderdduizend bezoekers en is daarmee de grootste van Nederland.[11]

Adrillen werd van 1995 tot 2011 gepromoot door 'Popko', het vingerwijzende boertje met in zijn linkerhand een drietand, die de bezoekers vijftien jaar lang verwelkomde met de Groninger leus: "Hé..., Doe! Komst óók op Adrillen?!". Doordat de gemeente Oldambt in 2011 besloot een nieuw 'format' te kiezen voor de markt, werd er afscheid genomen van het Groninger boertje dat zich inmiddels ontpopt als het Groninger beeldmerk van de 21e eeuw.

De gemeenten Winschoten, Scheemda en Reiderland gaan sinds 1 januari 2010 gezamenlijk door het leven als gemeente Oldambt. De bevolking van de drie gemeenten heeft in een referendum voor deze naam gekozen. Oud-Winschoter Jan Mulder maakte 20 september 2008 op het gemeentehuis in Winschoten de keuze bekend.

Het oudste park van Winschoten is het Sterrebos of Wandelbos nabij het centrum dat tussen 1826 en 1827 op initiatief van de Winschoter dominee B.H. Steringa Kuiper werd aangelegd met behulp van arbeiders die te werk gesteld werden door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. In 1907 kreeg het park haar huidige uitstraling toen landschapsarchitect Leonard Springer een ontwerp voor het park maakte. Het park heeft de status van rijksmonument.

Winschoten heeft een 70 hectare groot Stadspark, waarvan 6 hectare bestaat uit waterpartijen. Het Stadspark wordt doorsneden door de weg Bovenburen. Het zuidelijke deel van het park werd aangelegd in 1963 en het noordelijke deel tussen 1976 en 1978. Het zuidelijke deel is meer cultuurlijk aangelegd en het noordelijke deel meer natuurlijk. Onderdeel van het zuidelijke deel vormt het grootste rosarium van Nederland. Ook bevat het park een kinderboerderij. Aangrenzend liggen het sportcomplex van voetbalclub WVV en honk- en softbalclub WHSC. Een derde park is het rond 1900 aangelegde Maintebos bij het Sint Vitusholt.

Aan de Parklaan in Winschoten ligt het grootste rosarium van Nederland.